-
1 annoncer
annoncer [aanõsee]3 aanduiden ⇒ wijzen op, duiden op4 een voorteken zijn van ⇒ een voorbode zijn van, aankondigen♦voorbeelden:→ couleur♦voorbeelden:1 s'annoncer bien, mal • zich goed, slecht laten aanzien1. v1) aankondigen, mededelen2) duiden (op)4) aanmelden2. s'annoncerv -
2 prognosticate
v. voorspelling; voorteken -
3 bode
v. voorspelling, een teken zijn van-bode1♦voorbeelden:bode well/ill for • een goed/slecht voorteken zijn voor————————bode2→ bide bide/
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский